Als het fanatisme komt…

Ik dacht eerst dat we drie weken de tijd zouden hebben. Al in week 3 werd ons verzocht na te denken over ons eindproject. Op dat moment tijdens de bootcamp waren we al blij dat we aan het eind van de dag nog steeds het idee hadden dat we wisten waar we mee bezig waren. De meesten van ons hadden half nog geen idee wat er mogelijk is met data science, laat staan dat ze een idee zouden hebben voor een individueel project.

“Supergaaf idee… wel moeilijk, maar ik denk dat iedereen je wel wil helpen hier”, was de reactie op mijn eerste idee. Een uur later werd het afgeschoten door een specialist op het gebied van image processing en deep learning. Data science met foto’s werd ernstig afgeraden. “Te moeilijk”

Ik zette het idee op een todo list voor “ooit”.

Ongeveer eind week 4 gingen we weer in gesprek over ons project. Gewoon om ons te triggeren om erover na te denken, gok ik. Het eind van het theoretische gedeelte kwam in zicht. “Over jou maak ik me geen zorgen, je hebt genoeg ideeën” is leuk om te horen tot je “Je wil teveel in te weinig tijd” hoort. De drie weken bleken slechts 2 weken plus een beetje te zijn. Er werden wat voorbeelden besproken in de les, en die werden stuk voor stuk compleet geminimaliseerd. Het begon een beetje saai te lijken. Was dat niet gewoon haalbaar in 2 dagen?

Het werd behoorlijk serieus in week 6. We moesten ineens 5 ideeën hebben. De bedoeling was om kleine groepjes te vormen en over de verschillende ideeën kort te brainstormen. Aan het eind van deze sessie gooide iedereen alles weer in de prullenbak. “Was al gedaan”, “Te moeilijk”, en “Waar haal je de data vandaan?”

Het opleveren van minimaal 3 wat meer uitgewerkte project ideeën gaf de nodige stress. We werden in week 7 gekoppeld aan een externe mentor die ons tijdens de projectweken geestelijke steun zou gaan geven. Samen met mijn mentor, die bij Youtube werkt, besloten we vrij snel welke van de projecten het zou worden. Daarna mocht ik een uitgebreid projectvoorstel schrijven. Het deep web project zou er dus echt gaan komen!

De rest van de ideeën zette ik op een todo list voor “ooit”.

In week 7 en 8 werd van ons verwacht dat we serieus zouden nadenken over de uitvoering van ons project. Dus als het even kon alvast een stappenplan maken, pseudocode schrijven, research doen over algoritmes. En misschien wel het belangrijkste: Alvast de data zien te krijgen.

Ik zou mijn data krijgen. Een kopie van het deep web, was de bedoeling. Op het moment dat ik het zelf wilde gaan proberen te verzamelen en opslaan bood iemand uit Finland aan het voor me te doen. Hij had al een zoekmachine gebouwd voor het deep web, dus ik kon gewoon zijn data gebruiken. Awesome! (zoals ze hier steeds zeggen). Een gespreid bedje, toch? Iedereen jaloers en ik was niet helemaal relaxt…”ikke zelluf doen”.

Week 9, de start van het project. Eerst maar eens gaan kijken of de data een beetje klopt. Of het is waar ik om heb gevraagd. Al snel krijg ik de indruk van niet. Er zitten ook andere talen bij dan alleen Engels. En het is veel minder data dan ik had gehoopt. Dat kan toch niet alles zijn? Maar 2000 domeinen in het deep web? Ik neem contact op met Finland. Ik geef hem een lijst met domeinen die ik niet kan vinden in de database. Hij zal ernaar kijken…morgen.

Halverwege de week is de database volledig volgelopen en doet mijn server bijna niets meer. Het is beter om opnieuw te beginnen met wat restricties. Maar de server blijft er elke nacht uit klappen. Ik ga mijn data science project dus verder bouwen zonder data. En elke ochtend tijdens het overleg is mijn enige nieuws “ik heb geen data”. Ik baal als een stekker dat ik geen controle heb. Maar het is ergens ook wel een grappige klucht. Niemand snapt dat ik er redelijk relaxt onder blijf.

Tijdens de week komen er constant andere kleine opdrachten tussendoor vanuit de opleiding. Of kwam er een gastdocent wat vertellen. De spaarzame uren die we kunnen programmeren worden stuk voor stuk weggesnoept. Ondertussen ben ik droog code aan het schrijven voor het geval ik later data zal krijgen. De verwachting is het weekend. De realiteit is dat ik vrijdag met een heel klein restje data (200 domeinen) zit waar ik noodgedwongen verder mee probeer te werken. Halverwege het project en geen data. “Ik heb geen stress hoor, echt niet!” Ik geloof dat de rest niet zo heel jaloers meer is op mijn data situatie…

Dan wordt duidelijk dat de groep zonder werkvisum definitief hun project niet hoeft te presenteren. En dat er dus ook niet geoefend hoeft te worden. En dat de deadline voor ons (we zijn met 3) dus eigenlijk helemaal niet zo boeiend is. Ik besluit hiervan te profiteren. Ik ga lekker de tijd nemen voor mijn project. Omdat je op een toeristenvisum niet mag solliciteren in dit land, mogen we onze projecten niet presenteren aan 20+ bedrijven op hiring day, de dag die tenslotte vooral bedoeld is om een baan te vinden.

Dat weekend heb ik geen stress. Er is weinig wat ik kan doen behalve afwachten en lekker rondrijden met de auto in het gebied ten noorden van San Francisco. Ik raak mijn laptop amper aan en het weekend vliegt om.

Maar die maandag ben ik er letterlijk ziek van dat er al die tijd helemaal geen nieuwe data is verschenen. Ik vervloek mezelf dat ik het niet gewoon zelf ben gaan doen, stuur een mail naar Finland dat mijn project in gevaar komt op deze manier. De hele dag thuis werken maakt wel dat ik me beter kan concentreren en aan het eind van de dag heb ik dan ook mijn hele data-pijplijn draaiend voor het geval er data komt.

Afgevinkt!

Dan wordt het tijd om mijn website te bouwen. Tenminste, als ik tijd zou hebben tussen de vele meetings en telefoontjes door. Snel wat eten halen en terug naar school waar de groep inmiddels fanatiek en gestresst is geraakt. Ik probeer een kaartje te maken van mijn handjevol data en kan het niet uitstaan dat het niet werkt. ‘s Avonds gaan de klasgenoten langzaam naar huis en wordt het eindelijk rustig genoeg om lekker door te werken. Ik ontdek de charme van laat op school blijven.

Woensdag mag ik een dansje doen. DATA!!!! Het is week 1.5 van het project wat net iets langer dan 2 weken duurt. Ik kan EINDELIJK mijn data pijplijn draaien en zien of het echt werkt. Als ik merk dat het allemaal redelijk goed draait word ik ook fanatiek. De kaart van de dag ervoor is gelukt en het diagram werkt ook. Het begint ergens op te lijken… even doorbikkelen tot laat dus. Ik vertrek rond middernacht naar huis.

De flow is fijn. Weer ontdek ik dat ik de front-end (de website) en visualisatie misschien wel het leukste deel van data science vind. Naast het uitdenken van het benodigde gehele proces, dat wel. Het komt zover dat ik eigenlijk geen zin meer heb om naar huis te gaan en blijf totdat iedereen vertrokken is.

Dan gaat het mis. Er is 1 persoon die op een gegeven moment niet meer lijkt te vertrekken. En het lijkt me beter om het niet heel veel later dan 2 uur ‘s nachts te maken. Mijn bed kan ik niet meer uitkomen, maar het is in de ochtend toch te onrustig op school. Dus dit is ideaal tot op zekere hoogte. Ik maak grote stappen en elke dag rond ik wel een nieuw onderdeel van mijn website af.

Zaterdag is het echt even tijd voor wat ontspanning. We hadden kaartjes voor Alcatraz en het was zonde van het geld om die weg te gooien. Dus met een vol project-hoofd gingen we naar het eiland. Dat is even lastig switchen, maar de tour was er niet minder boeiend om (foto’s volgen).

Ergens gedurende de zondag ben ik wel redelijk klaar met mijn project (letterlijk en figuurlijk). Maar ik wil echt helemaal klaar zijn om er vanaf te zijn. Dus ik ga door… en door… en door… tot het op een gegeven moment 7 uur ‘s ochtends is en ik samen met een andere student de kelder in duik om een powernap op een van de heerlijke banken daar te doen. Maar eigenlijk was ik helemaal niet moe… toch?

Een uurtje later zijn we weer wakker en onderweg naar het lokaal. Met een soort van rare jetlag door het overslaan van een normale nacht vergeet ik te lunchen. Maar mijn project is af! Ik val in een soort van zwart gat terwijl de rest nog hard aan het stressen is om voor het eind van de avond hun code af te hebben. Die maandagnacht is de bevriezing van de code. En dus een behoorlijk strakke deadline. Ik wil niet naar huis, dus ik ga andere mensen helpen. Tot ik merk dat ik echt wel moe begin te worden en om 10 uur ‘s avonds toch naar huis vertrek.

En dus werd vandaag, dinsdag, een van de eerste dagen dat ik weer rustig aan kon doen. En ik dus afkickverschijnselen kreeg 😉

Over Uber…

“Bedankt dat je deze rit zo ont-zet-tend gezellig hebt gemaakt!”, wilde ik zeggen. Maar het leek me beter van niet. Deze gigantische snob die zojuist uit de auto stapte, zat compleet in mijn allergie. En dat is knap, zonder dat ze ook maar 1 woord gezegd had.

Een half uur eerder had ik op de laatste streepjes batterij van mijn mobiel nog een “Uber pool” kunnen aanvragen. Buiten was het bar koud (het schijnt dat het gaat regenen) en ik was dan ook erg opgelucht dat de auto na 10 minuten wachten eindelijk op dook. Dit keer zat er al een klant in de auto en liep ik naar de andere kant om plaats te nemen. Ik zei de man achter het stuur gedag en het meisje wat al in de auto zat. Geen reactie van haar. Tijdens de hele rit bleef ze strak voor zich uit staren op haar mobiel. Met haar “clutch” (zo’n handtas wat eigenlijk een te grote portemonnee is) op haar schoot, haar lange beige jas en haar teveel gepoederde gezicht was ze niet van plan om deze rit gezellig te maken. Dus besloot ik terug te denken aan de leukere ritjes.

Elke klasgenoot had het over Uber. Door de hele stad heen zie je mensen met mobiele telefoons in hun hand wachten op een auto. Soms sta je bij een bushalte en stopt er een auto. Als het raampje naar beneden gaat vragen ze of je bent. Onder hun voorruit zie je het Uber logo en dan weet je al hoever het is: hij kan zijn klant niet vinden… Het was zo vanzelfsprekend en ik was nog Uber-maagd. En om eerlijk te zijn vond ik het doodeng om te proberen. Die mensen zijn geen officiele chauffeur, en wie zegt dat ik niet ontvoerd of verkracht word? Als vrouw alleen in een vreemde stad zomaar bij een vreemde man in de auto stappen. Laat mijn ouders het maar niet horen!!

Na een tijdje begon het te kriebelen. Ik kreeg nog wel eens het aanbod na de borrel om een rit te delen, maar ik had geen idee wat ik me daarbij voor moest stellen. Voor het geval dat installeerde ik de app alvast op mijn telefoon. Je weet maar nooit…
Na een paar keer ruim 30 minuten in het donker op een bus te moeten wachten wil je wel, maar weet je nog niet zo goed hoe. Gelukkig kwam daar een dagje uit met een local die alles met Uber doet en mij op sleeptouw nam.

En zo was het zomaar een zaterdag in februari, en zat ik in een bomvolle auto met een paar wildvreemde mensen de grootste lol te hebben. En dat voor 5 dollar per ritje. Als je je dan bedenkt dat de rit met de bus ongeveer 4,50 kost, zou ik wel gek zijn om niet vaker een “goedkope taxi” te nemen.

“Uber pool, voor 5 dollar op plaats van bestemming in San Francisco”. Je geeft je huidige locatie aan, je geeft je bestemming aan. Het systeem zoekt een beschikbare Uber-auto in de buurt en dan wacht je. Tijdens het wachten zoekt het systeem naar een mede-passagier (of je bent zelf de tweede) die op de route ligt en dezelfde kant op moet. Op die manier kunnen de kosten laag blijven.

Ze waarschuwden er wel bij dat de prijs elk moment omhoog kon gaan. Maar het was al even 5 dollar dus niemand dacht dat dat snel zou gebeuren. Maar natuurlijk: 2 dagen nadat ik ermee begon ging de prijs per rit omhoog naar 7 dollar. Inmiddels was ik al overtuigd genoeg van de vele voordelen dat ik het toch wel blijf gebruiken.

Het is eigenlijk een bijzonder leuke manier om de stad te zien en nieuwe mensen te leren kennen. Want doordat er andere mensen opgepikt worden rijdt de auto bijna altijd wel een iets afwijkende route. En over het algemeen ontstaan er best leuke gesprekken in de auto.

Inmiddels hebben die Uber ritjes mij drie visitekaartjes opgeleverd van zeer boeiende mensen. Heb ik mooie verhalen gehoord over rijke mensen die een au pair voor hun hond hebben. Krijg je inzicht in de geschiedenis van San Francisco. Maar ook hoe de taxi wereld onder Uber lijdt. Ik heb hard gelachen om sterke verhalen die verteld werden na de nodige drank. En heb ik uitgebreide gesprekken gehad over werk, passies en hobbies.

Als iemand laat merken dat ze geen zin hebben in gezelligheid, wordt het een saaie rit. En soms een hele ergerlijke rit. Maar ook die geven me inspiratie, zoals je ziet… Dan nog niet te spreken over de twee zwaar irritant hysterisch roddelende dames op de achterbank die mij de indruk hebben gegeven dat er iets ernstig mis is met de Engelse taal. Maar daarover later meer….